Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Op den [111]achtsten dag liet hij het volk gaan, en zij zegenden den koning; daarna gingen zij naar hun tenten, blijde en [112]goedsmoeds over al het goede, dat de HEERE [113]aan David, Zijn knecht, en aan Israel, Zijn volk, gedaan had. 111. Versta, dat hij het volk verlof gegeven heeft op den achtsten dag, welke was dde twee en twintigste der zevende maand; maar omdat die dag ook moest gevierd worden, zijn zij vertrokken den volgenden dag, zijnde de drie en twintigste. Zie 2 Kron.7:10, en de aantekening. 112. Hebreeuws, goed van harten. 113. Dat is, den huize Davids en zijn nakomelingen in het koninkrijk. --------------------